Bruce Douglas Cockburn is een Canadese folk-/rockgitarist en singer-songwriter. Hij heeft songs geschreven die qua stijl variëren van folk en rock met jazz-invloeden tot rock-'n-roll.
Bruce Cockburn werd in 1945 geboren in Ottawa en bracht een deel van zijn jeugdjaren door op een farm bij Pembroke (Ontario). In interviews heeft hij verteld dat hij zijn eerste gitaar rond 1959 had gevonden op de zolder van zijn grootmoeder. Hij versierde de gitaar met gouden sterren en speelde mee met hits die hij op de radio hoorde. Cockburn studeerde aan de "Nepean High School" in Ottawa. Bij een albumfoto van hem uit die opleiding (1964) stond zijn wens genoteerd om "muzikant te worden". Hij ging naar de "Berklee College of Music" in Boston en volgde daar drie semesters in het midden van de jaren zestig. In 1966 werd hij lid van The Children, een band uit Ottawa die ongeveer een jaar bestond. In het voorjaar van 1967 werd hij lid van de band The Esquires. In de zomer van dat jaar verhuisde hij naar Toronto om samen met Marty Fisher en Gordon MacBain en Neil Lillie The Flying Circus te vormen. Deze groep nam eind 1967 wat nummers op, die echter niet werden uitgebracht. In de lente van 1968 veranderden de leden de naam van de band in Olivus. Tegelijkertijd werd Lillie ingeruild voor Dennis Pendrith. Olivus stond in april 1968 in het voorprogramma van "The Jimi Hendrix Experience" en "Cream". In de zomer van dat jaar verliet Cockburn Olivus met de bedoeling solo verder te gaan, maar daar kwam het toen nog niet van. Hij kwam terecht in de band 3's a Crowd van David Wiffen, Colleen Peterson en Richard Patterson, die al collega-bandlid van Cockburn was geweest in The Children. In de lente van 1969 verliet Cockburn ook deze band en begon hij aan zijn solocarrière.
Cockburns eerste solo-optreden was op het "Mariposa Folk Festival" in Ontario in 1967. In 1969 was hij daar de hoofdartiest. In 1970 kwam zijn eerste soloalbum uit, genaamd Bruce Cockburn. Zijn gitaarwerk en compositievaardigheden leverden hem een enthousiaste ontvangst op. Zijn vroege werk bevat beelden van platteland en zee, bijbelse metaforen en de overtuiging dat de hemel dichtbij is ondanks moeilijke omstandigheden. Hoewel hij een agnostische achtergrond had, werd hij in het begin van zijn carrière een toegewijd christen. In een interview zei hij daarover: "Ik werd als een agnost opgevoed … en toen ik begin jaren zeventig een christen werd, wist ik nog niet wat datgene was wat ik nu precies had aangenomen". Veel van zijn albums uit eind jaren zeventig verwijzen naar het christelijk geloof, in de jaren tachtig tevens gekoppeld aan aandacht voor mensenrechten en het milieu. Cockburns verwijzingen naar het christendom in zijn muziek komen onder meer tot uiting in de graal-beeldspraak van de Britse christelijke dichter Charles Williams en de ideeën van de Amerikaanse theoloog Harvey Cox.
Cockburns populariteit in eigen land was gevestigd, maar pas in 1979 brak hij door in de Verenigde Staten, met het verschijnen van het album Dancing in the Dragon's Jaws. De eerste single van dit album, "Wondering Where the Lions Are", kwam in juni 1980 op nr. 21 in de Billboard Hot 100, gevolgd door een optreden op de populaire tv-show "Saturday Night Live" van NBC.
Cockburn was van 1969 tot 1980 getrouwd met Kitty Cockburn en kreeg uit dit huwelijk een dochter (Jenny, juli 1976). Eind 1975 schreef hij het nummer "Little Seahorse" over de tijd dat zij in haar moeders buik verbleef. Dit nummer staat op het album In the Falling Dark.
Cockburns werk werd in de jaren 80 eerst stadser en mondainer en later vooral politieker. Hij ging zich zwaar inzetten op progressieve onderwerpen. Zijn groeiende politieke engagement uitte zich aanvankelijk in bescheiden vorm op drie platen: Humans, Inner City Front en The Trouble with Normal. Duidelijker kwam het aan het licht in 1984, met Cockburns tweede radiohit in de VS, "If I Had a Rocket Launcher" van het album Stealing Fire. Deze song had hij een jaar eerder geschreven na een bezoek aan kampen met Guatemalteeksen vluchtelingen in Mexico, die voor en na zijn bezoek werden aangevallen door militaire helikopters uit Guatemala. Zijn politieke activisme heeft hij altijd gehouden. Hij is naar verschillende landen gereisd (zoals Mozambique en Irak), speelde op diverse benefietconcerten en schreef veel liedjes over politieke onderwerpen, variërend van het IMF tot landmijnen. Zijn internationalistische houding komt tot uiting in de wereldmuziek-invloeden in zijn werk, waaronder reggae en latin.
In 1991 kwam bij het Canadese label Intrepid Records Kick at the Darkness uit, een tributealbum voor Cockburn. De albumtitel komt uit een zinsnede uit zijn song Lovers in a Dangerous Time. Het album bevat onder meer een cover van dat nummer door de "Barenaked Ladies", dat de eerste top 40-hit werd voor deze Canadese band en bijdroeg aan hun succes in de beginjaren. De woorden "kick the darkness ('til it bleeds daylight)" komen ook terug in het nummer "God (Part II)" van U2, op hun album "Rattle and Hum".
Begin jaren negentig maakte Cockburn samen met T-Bone Burnett twee albums: Nothing but a Burning Light en Dart to the Heart. Op het laatste album stond het nummer Closer to the Light, geïnspireerd door de dood van zanger Mark Heard, die goed bevriend was met beide artiesten. Cockburn noemt Heard vaak als zijn favoriete songwriter en was een van de artiesten die bijdroegen aan "Strong Hand of Love", een tributealbum en –video voor Heard. Op het album voert Cockburn de titelsong uit.
In 1998 reisde Cockburn samen met documentairemaker Robert Lang naar het West-Afrikaanse Mali, waar hij jamsessies hield met de Grammy Award-winnende blues-muzikant Ali Farka Touré en de kora-meester Toumani Diabaté. De reis van een maand werd verfilmd in een documentaire van een uur, River of Sand. Deze won de "Regard Canadien" voor beste documentaire op het filmfestival "Vues d'Afrique" in Montreal. Ook werd het meegenomen in de competitie voor het Internationale festival voor Milieufilms in Parijs.
Een deel van Cockburns eerder uitgebrachte materiaal werd bijeengebracht op verschillende verzamelalbums: Resume, Mummy Dust en Waiting for a Miracle. Het eerste greatest hits-album was Anything Anytime Anywhere: Singles 1979–2002 (uitgebracht in 2002).
In januari 2003 voltooide Bruce Cockburn zijn 21e album, You've never seen everything, met bijdragen van Emmylou Harris, Jackson Browne, Sam Phillips, Sarah Harmer, Hugh Marsh, Jonell Mosser, Larry Taylor en Steven Hodges.
Cockburn speelde op het "Live 8-concert" in Barrie (Ontario) op 2 juli 2005. Op 4 oktober 2005 kwam Speechless uit, een instrumentale compilatie van zowel oud als nieuw materiaal. Zijn 22e album, Life Short Call Now, kwam uit op 18 juli 2006.
De Canadese senator en generaal buiten dienst Roméo Dallaire, die actief is in fondsenwerving voor humanitaire projecten en bewustwordingscampagnes, kwam bij Cockburn op het podium tijdens een benefietconcert voor kindsoldaten op 4 oktober 2008, op de Universiteit van Victoria.
In 2009 reisde Cockburn af naar Afghanistan om zijn daar gelegerde broer kapitein John Cockburn te bezoeken en een concert te geven voor Canadese militairen. Hij gaf er een uitvoering van zijn bekende antimilitaristische lied If I Had a Rocket Launcher en kreeg voor de gelegenheid een echte raketwerper van het Canadese leger. Hij heeft aangegeven dat, hoewel hij met twijfel keek naar de invasie van Afghanistan in 2001, hij de Canadese rol in Afghanistan ondersteunt.
Cockburn bracht in 2011 zijn studioalbum Small Source of Comfort uit. Op dat album staat het opgewekte instrumentale nummer Lois on the Autobahn, geënt op "Rouler sa Bosse" van het album Salt, Sun and Time uit 1974 en opgedragen aan zijn moeder Lois die in 2010 aan kanker bezweek.
Cockburn schreef en zong het introductielied voor de kinder-tv-serie Franklin. Samen met Hugh Marsh schreef en speelde hij de de muziek voor Waterwalker, een documentaire uit 1984 van de "National Film Board of Canada", geregisseerd door Bill Mason. Ook maakte hij twee songs voor de klassieke Engels-Canadese film Goin' Down the Road (1970, Donald Shebib).
In 2007 was Cockburns muziek te horen in Ecstasy, de verfilming van de gelijknamige roman van Irvine Welsh.