Toen hij zeven jaar oud was, verscheen zijn eerste publicatie, een tekening van Sinterklaas en zijn ezeltje, in de jeugd-krantbijlage Le Petit Vingtième. In 1945, ontmoette Cuvelier (Hij was toen 22 jaar) Hergé.
In 1941, na het verlaten van de universiteit, schrijft hij zich in aan de Academie voor Schone Kunsten in Bergen. Maar omdat er voor hem niet veel meer te leren viel, zou hij de academie weer verlaten. Daarna probeerde hij carrière te maken als illustrator. Hij ontmoette Hergé en die leidde hem in 1945 naar de strips. Hergé herkent zijn enorme talent. Cuvelier probeert zijn hand met ‘Le Canyon mystérieux’ (Het geheim van de canyon), een western geschreven door Olav (alias Hergé en Jacobs).
Paul Cuvelier zou samen met Hergé, E.P. Jacobs en Jacques Laudi, een van de vier beroemde makers van het jeugdblad Tintin/Kuifje worden in 1946.
Hergé overtuigde Raymond Leblanc, de oprichter van Editions du Lombard, om Paul Cuvelier te integreren in het basisteam van de nieuwe jeugdblad Tintin/Kuifje. Cuvelier creëerde ‘De fantastische avonturen van Corentin’ (L’extraordinaire Odyssée de Corentin Feldoë), De nieuwe avonturen van Corentin 1947-1949 (Les Nouvelles Aventures de Corentin) met een scenario van Jacques Van Melkebeke en Corentin bij de roodhuiden 1949-1950 (Corentin chez les Peaux-Rouges).
Kort daarna besloot hij te breken met strips om zich te wijden aan schilder- en beeldhouwkunst.
In 1953 en 1956 keerde hij terug met twee korte verhalen geschreven door Y. Duval, één over het lijden van Christus
En ce temps-là..., een kort verhaal van 5 pagina’s (1953 nr. 13 Tintin/Kuifje) en een samenvatting van de Ilias van Homerus. ‘Si L'Iliade m'était contée’ 4 pagina’s (1956 nr. 34 Tintin/Kuifje).
Samen met Greg bracht hij, in 1958, opnieuw een avontuur van Corentin uit; De magische dolk (Le Poignard magique).
In 1960, weer met Greg, tekende hij het middeleeuwse epos "Flamme d'Argent’ (Zilveren vlam).
Jacques Acar schreef in 1962 voor hem de avonturen van de kleine indiaan ‘Wapi’ en in 1967 nog een verhaal van Corentin: De vloek van de cobra 1967 (Le Signe du cobra).
Voor het meisjesblad Line, de heldin van ‘Le journal des chics filles’ en voor weekblad Kuifje tekende Cuvelier, tussen 1963 en 1971, vijf verhalen van ‘Dientje’ op scenario’s van Greg.
Paul Cuvelier werkte veel met modellen. In 1966 was zijn model: de vriendin van Jean Van Hamme. Deze is gepassioneerd door strips en laat zich verleiden tot het schrijven van een scenario. Op verzoek van Cuvelier bedenkt hij "Epoxy", een erotisch-mythologisch verhaal. Het album werd uitgebracht in mei 1968 bij Eric Losfeld (De uitgever van o.a. Barbarella), maar het beleefd weinig succes.
Jean Van Hamme stelt ook voor om nieuwe scenario’s te maken voor Corentin. Paul Cuvelier stemt toe en samen maken zij Corentin en de prins van de woestijn, 1968-1969 (Le Prince des sables) en Het rijk van het zwarte water, 1973 (Le Royaume des eaux noires).
Paul Cuvelier stierf in 1978 aan de vooravond van zijn eerste grote tentoonstelling van schilderijen rond het thema nymfen...
Er verscheen nog een monografie ‘Paul Cuvelier en de strip - Corentin en de wegen van het wonderlijke’ (Corentin et les Chemins du Merveilleux) van Pierre Goddin (Collectie ‘Onze Auteurs’), Lombard 1984